Nederlandse Historien - P.C. Hooft

De titel van dit machtige werk zegt voldoende: het behandelt een stuk vaderlandse geschiedenis, i.c. de gebeurtenissen tussen de jaren 1555 en 1584. Gezien de aard en omvang van dit werk zal ik het in een enigszins aangepaste setting behandelen. Die begint met een bespreking van de inhoud.

In de Nederlandse Historiën lijkt het op het eerste gezicht om nuchter feitenmateriaal te gaan. Hooft heeft als schrijver en historicus echter bepaalde bedoelingen gehad met dit werk, waarvan men zich reeds in zijn eeuw een juist beeld bleek te kunnen vormen. Zijn biograaf, Gerard Brandt, legde in zijn Leven van Hooft naar aanleiding van de Historiën niet alleen het accent op de historicus Hooft: het is vooral diens geuzenhart geweest, dat hem tot dit werk heeft gedrongen en hem lange jaren onvervaard in deze ontzaglijke taak heeft doen volharden. En daarnaast rijst de taalkunstenaar voor ons op: in zijn werk komt de epische historie-stijl op zijn zuiverst tot verwezenlijking. En dat betekent onder meer een sterke afwisseling. Nu eens geeft de schrijver een reportage van de krijgsgebeurtenissen, dan weer voert hij een aanvoerder sprekende in, een andere keer houdt hij een bespiegeling over de wisselvalligheid van het Lot, of uit hij de verschrikkingen van de oorlog.

Aan het jaar 1555, waarmee Hooft zijn Historiën begint, laat hij een zeer beknopte voorgeschiedenis voorafgaan, vermeldend hoe het Bourgondische Huis erin geslaagd was de verschillende Nederlandse gewesten onder één dynastiek gezag te verenigen. Het doel van de vorsten werd het vestigen en uitoefenen van absolute macht. Dit had voortdurend "vele voeten in der aarde" gehad wegens "het verschil van zeden, tale, en boven al, vrijheden der volken". Ook Philips II, die in 1555 de regering aanvaardt, zal dit Bourgondische doel, de absolute macht, nastreven. Hij echter heeft, zijn kracht overschattend, gemeend het met geweld door te kunnen drijven. Zo heeft hij "deze toen zo gezegende gewesten in een oorlog geworpen", die in 1638, wanneer Hooft zijn boek persklaar maakt, "in ‘t drieenzeventigste jaar gevoerd wordt". De schrijver verklaart dan zijn geschiedverhaal, beginnend met Philips’ regering, zo voort te zullen zetten, als het leven en de beschikbare tijd het hem zullen gedogen. God late het gedijen te Zijner ere en ten dienste des Vaderlands. Hierna begint hij zijn werk met een overzicht van de stof die de lezer te wachten staat.

In deze inleiding doelt hij reeds op de dood van Egmond en Hoorne, twee van de doorluchtigsten der Christenheid. Eenmaal in zijn verhaal bij deze episode aangeland, vertelt hij hoe Alva ontsteld is door de nederlaag der Spanjaarden in de slag tussen Heiligerlee en Winschoten en persoonlijk noordwaarts te gaan om wraak te nemen. Maar om het land schrik in te boezemen en om minder bewakingstroepen in het zuiden achter te moeten laten, gelast hij, voor hij uit Brussel vertrekt, de terechtstelling van de gevangenen. Op 1 juni wordt, op de Paardenmarkt te Brussel, een schavot opgericht. Achttien edelen worden die dag onthoofd; de dag daarop drie edelen en een predikant. Op 3 juni worden Egmond en Hoorne uit Gent, waar zij sinds 9 september 1567, toen zij gevangen genomen werden, op het slot gekerkerd zaten, naar Brussel gebracht om terecht gesteld te worden.