Warenar - P.C. Hooft

De volledige titel van Hoofts bekende blijspel Warenar luidt: ‘Ware-nar, Dat is, Aulularia van Plautus, Naa ‘s Landts gelegenheidt verduischt’, waaraan nog toegevoegd is: ‘Eerst gespeelt in de eenige en eerste Nederduitsche Adcademi’. Het spel is vernoemd naar de hoofdpersoon, de vrek Warenar. Een parafrase levert op: Warenar = ware nar = echte dwaas of zot (d.w.z. hij is zo dwaas om armoedig te leven en als een bezetene het geërfde goud te verbergen). Aan het eigenlijke blijspel gaat als ‘Voorrede’ een samenspraak vooraf tussen Mildheid en Gierigheid, twee allegorische personen. Het optreden van zulke zinnebeelden kwam bij de rederijkers veel voor. En al was Hooft in zijn werk allerminst een verlate rederijker, de ‘Oude Kamer’ is, ook blijkens deze ‘Voorrede’ niet ongemerkt aan hem voorbijgegaan. Van het stuk, inclusief de proloog, volgt hier een samenvatting, die de gebeurtenissen op het toneel zo’n beetje puntsgewijze afgaat.

Voorwoord: Een rijke en weelderig geklede vrouw, Mildheid -een symbolische figuur, voorstellende de vrijgevigheid of gulheid, vertelt (aan het schouwburgpubliek) dat Warenar een pot met goud gevonden heeft onder de vloer bij de haard. Deze pot was van zijn overleden grootvader. Warenar verbergt de pot en leeft -ten onrechte dus- als een echte vrek in armoedige omstandigheden. Mildheid zegt verder dat Claertje, Warenars dochter, zwanger is van een onbekende, maar vermogende jongeman; Warenar weet dit niet. Nu verschijnt Gierigheid ten tonele -symbool voor de vrekkigheid en de hebzucht van Warenar en gekleed als een oude toverheks. Zij moet nu eindelijk Warenars huis maar eens verlaten. Mildheid jaagt Gierigheid daarom weg en zegt dat het nu volgende toneelstuk Potterij zal heten en oorspronkelijk door de Romein Plautus is geschreven, die een beschermgod van het huis de voorrede liet uitspreken en het spel in Athene situeerde. De vertaler heeft het toneel verplaatst naar Amsterdam en Mildheid gevraagd voor de proloog (omdat huisgoden hier ongebruikelijk zijn).

Eerste bedrijf: Warenar slaat zijn dienstmeid, Reym, het huis uit: hij vindt haar te sluw en is bevreesd dat zij zijn pot met goud ontdekt. Reym beklaagt zich over zijn gedrag. Ze is ten einde raad omdat Claertje hoogzwanger is en de onvermijdelijke ontdekking daarvan Warenar tot razernij kan brengen. Reym mag het huis weer in, maar mag van Warenar niemand binnen laten, terwijl hij weg is. Geertruyd, de buurvrouw van Warenar, vindt dat haar al vrij oude broer Ryckert (= rijkaard) moet trouwen om de familienaam niet te laten uitsterven. Daar voelt hij niets voor, maar met een jong meisje, zoals de dochter van Warenar zou hij wel in het huwelijk willen treden. Ryckert vraagt Warenar dan ook om de hand van zijn dochter. Opgelucht -Warenar dacht dat het Ryckert om zijn pot met goud ging- stemt deze toe. Het ontbreken van een bruidsschat en een uitzet vindt Ryckert geen bezwaar. 's Avonds zal er in Warenars huis een feestmaal gehouden worden voor beide families, voor rekening van Ryckert.

Tweede bedrijf: Lecker, de knecht van Ryckert, weet de kok Casper en Teeuwes, de hofmeester (= inkoper van eten en drinken en tafelbediende), te huren voor het feestmaal. Warenar hoort ze over een (kook)pot praten en denkt dat het dieven zijn.

Derde bedrijf: Warenar blijkt Lecker, Casper en Teeuwes intussen het huis uit te hebben geranseld. Het misverstand wordt opgehelderd. Warenar zegt tegen Teeuwes dat hij de (gevluchte) andere twee moet gaan zoeken. Ryckert prijst zich intussen gelukkig dat hij geen rijke vrouw zal trouwen: die kost veel te veel aan luxe artikelen, roddelt maar raak en weet alles beter. Warenar denkt dat Ryckert hem 's avonds tijdens het feest dronken wil voeren en dan zijn pot met goud wil bemachtigen. Daarom besluit hij de pot op het Ellendig Kerkhof (= kerkhof met ongewijde grond voor terechtgestelde misdadigers) bij de Nieuwe Kerk te Amsterdam te begraven.

Vierde bedrijf: Lecker ziet Warenar wroeten in de grond van het kerkhof en stampen op de aarde. Warenar ontdekt Lecker en beschuldigt hem ten onrechte van diefstal. Hij stuurt Lecker weg. Warenar graaft zijn pot weer op. Lecker bespiedt hem echter. Ritsaert, de zoon van Geertruyd, blijkt Claertje, de dochter van Warenar te hebben verkracht, in een dronken bui, maar uit liefde en in vermomming. Intussen heeft Lecker de pot met goud gestolen, die Warenar onder een steiger bij een molen verstopt had. Warenar ontdekt de diefstal, maar weet niet wie de dief is. Hij maakt veel misbaar. Ritsaert ziet hem en bekent de verkrachting. Maar Warenar denkt dat hij de diefstal bedoelt. Het misverstand blijft even bestaan. Ritsaert ontraadselt ten slotte alles en belooft Claertje te zullen huwen (en dus de plaats van zijn oom Ryckert in te nemen ).

Vijfde bedrijf: Ritsaert ontdekt Leckers diefstal. Lecker en Ritsaert gaan nu naar Warenars huis. Reym haalt Geertruyd op, om samen met de vroedvrouw, bij Claertjes bevalling te zijn. Intussen prijst Reym Claertjes vele deugden. Ritsaert geeft Warenar zijn pot terug. Deze is bekeerd en heeft berouw: hij schenkt de pot als bruidsschat aan Ritsert en Claertje. Reym en Geertruyd laten de pasgeboren zoon van Claertje zien. Lecker bekent dat hij f 500,- van Ritsaert vergokt heeft. De schuld wordt hem kwijtgescholden. Ritsaert en Warenar willen naar Claertje gaan kijken.

Lecker tenslotte vraagt het publiek om applaus.